zondag 31 juli 2016

Dijk van opzij

Stofplaats op schaapscheerdersgrond
waar een keutel makkelijk maansteen wordt
ik ons voor de grap uit de linkerdroomduim zuig
lam ben van klappen in mijn handen nu
de kudde stuift een losse steen
doet taal verzinnen.

Ik kan je wegkrabben uit alfabedden
hier ook blijven tot wind is aangewakkerd
iets van a naar b verzetten en als ik regen vang
een waterplaats openen.

Vergelijk me daar hoe de dijk mij
nietiger en kleiner maakt
het maakt in leegte niet langer uit
ik ben beslist geen open oase vader
dat weet je zelf ook.

Asielverzoeking

Ze kwamen met bussen tegelijk
in een donkere novembermaand
met op de velden stoppels
pijpenstelen tegen de beslagen ramen.

Mina bezoekt mij dikwijls
nu met gekorte haren
en een piercing in haar lippen
lacht ze oh mooie zomer
twee liederen uit haar mond.

In keelklanken heb ik haar iets uitgelegd
toen ze gierde zo doe je nog de vogels na
ik zei ahoem en focuste me op een tulpenbol
je krijgt zilver riep ze.

Haar gouden echo
schaatste als dun ijs op mijn netvlies
ik verlies dit nooit heb ik begrepen
al worden mijn haren langzaam grijzer.

Een kind met een hoge paardenstaart
is een gelukkig uit de winterstallen uitgebroken
Demonen bewonen haar Kaboel.

donderdag 28 juli 2016

Dichters in de Prinsentuin 2016

Ik mocht meedoen aan Dichters in de Prinsentuin, daar had ik me al maanden op verheugd. De laatste tijd was ik eerlijk gezegd een beetje uitgekeken op mijn poëtisch werken. Ik zat zelfs te wachten op een afwijzing. Ik begin andere gedichten te maken, zelf ben ik er nog niet precies uit, hoe dat precies gaat uitpakken. Ik heb genoten van de zwaluwen en het klokgelui van de Martinitoren en het afgelopen weekeinde was net dat zetje in de rug, dat ik even nodig had.