zondag 6 december 2020

Smirnoff days

Kassameisje kijk naar mij
je hebt misschien teveel gekeken
jij hebt je lipstick
ik de fles
jij verkoopt cola
ik verkoop opnieuw mijn ziel
dwaas is de nar die mij kent.

Ik ben de dronkaard
tien borrels passen precies in een vogelhuisje
ik hou van mijn tuin.
 
Over een kwartier zwerft de laatste fles
toch geschonden naar huis
en donker wordt de nacht die mij kent.

zondag 28 juni 2020

Liefdesverdriet

Lichaam van mij
herstel de zoute wond
want deze liefde is een virus

Prik. 

In mijn zijde.
Jij bent au en nacht.
Onafwendbaar. 

Koel.

donderdag 25 juni 2020

Moedertje

Een plastic plant verdient een dorre kus.
Een laatbloeier vreest voor haar dromen.
Een houten nachtboom is een onderkomen
voor vogels, onzichtbaar geworden door de mist.

Moedertje zet vast haar haar drankje klaar
ik zag haar bidden voor de maan maar
zij is onbesuisd en eenzaam dronken.

Maar haar berispen kan nu dodelijk zijn,
begrijp en behoed haar voor gevaar.
Ze zal niet spoken in je huis
en poezenkinderen worden oud bij haar.


dinsdag 23 juni 2020

Rendez-vous.

Je ligt hier naast me
en je stem klinkt naakt
een nachtelijk naakt.

De atlas die ik ken
sporen zijn opnieuw gevonden,
een mens ontmoet zijn thuis.

De dag dat jij mijn poespas leest
zal onverbiddenlijk komen
je bent tachtig reizen van me weggeweest.

Nu zijn je kussen rijp, groot lief
nu zijn je dromen nat.

maandag 8 juni 2020

Antidepressivum

Jij moet niet zoveel roken, zei ze.
En jij moet niet zoveel pindakaas vreten, schreeuwde ik,
morgen komt de schoonmaakbus en rijdt je doodeenvoudig dood.
Daar lig je dan met je zwabber op je kop en je handen op een zeem
maar je bent dan tenminste al wel afgelegd.

Jij moet niet zoveel zeuren, schreeuwde ik,
en je moet eens leren pinnen. Je kunt godverdomme wel puzzelen
en voor de rest heb je een heel slavenleger voor je
maaien, spitten, spitten, maaien.

Jij moet eens leren mij dit niet aan te doen, zei ze.
Ik blaas als een kat. Foeilelijk ben je eigenlijk, zeg ik.
Ik ga jou de rest van die Depakine maar geven.

zondag 17 mei 2020

Zolder

Er kleven geesten aan de zolder van dit huis,
de dakrand roept. Alle naden zijn er volgepoept
door zwarte houtworm verwekt in dozen.

Tien jaar geleden hing er een vorm in een oude jas.
Daar zag ik je voor het laatst en ik wilde wenen.

Het ademloze lichaam, verschenen voor mijn oog
zweefde met ballen en bellen in mijn hoofd omhoog,

en zo is het mettertijd als een stervend insect
omhooggekruld verdwenen.