vrijdag 31 mei 2019

Triluur.




Zo, broeder wind,
je komt me weer de pas afsnijden,
ik leun tegen de bemoste muur,
je maakt mijn wangen rood,
het schoolplein wordt een levend schilderij,
de kindkabouter met de grijze jas,
probeert het vuur uit kale stenen weg te porren,
en schopt de winterdieren bloot.

de pissebedden vluchten,
spinnen hollen,
mijn schoen wordt schuldig,
de kever ziet mijn voet te laat
zo, broeder wind, dit is
het kwaad dat ik al heb aangericht
in de verloren uren.
,









Fietsliedje.

Ik ga over de wegen
met kille wind en regen tegen
ik hoor het riet in de sloten
en in de bermen wonen de doden

ik ga over de heuvel
ik hoor het lachend gekeuvel
van stormwindpatrijzen
in luchten vol grijze

en ik klammer ik koorts
maar ik ga door
dan lach ik een beetje
maar èèn ding [dat weet je]

je was doodsbenauwd
want in je jekkertje zweet je.

Lente in de appelboomgaard

Jij bent hier heel Heilig slagroommeisje
 want we dansen langs het water  in elvengeschater
 want wij dansen door de nacht met een krekelenlach
in èèn lichaam van sneeuwwitte maan
zullen wij samen uit leven gaan
in zwanenveren strijken we neer
in zonsondergangskleren 
en slapen dan in voor een jaar.

donderdag 30 mei 2019

Poseidons-song.

De zeekoning bestaat uit huid en vliezen
hij mag graag deinen op de zee
af en toe neemt hij matrozen mee
en hij koos mij de zeemeernin

de eb is zwaar en glad en groen
bij oostenwind zie je de kwallen stranden
de schelpen zijn een sieraad aan mijn handen
en van zeetouw draai ik vlechtjes in mijn haar;

ik heet Sirene en ik leef bij het moment;
de storm kan zijn oog aan mij verliezen.

Wens.[Elvencyclus]

God laat me elf zijn, niet twaalf
laat me zo in mijn roze maillot
dan tover ik brood en water
er gaat niemand dood
ik tel de schapen als ik slapen mag

ja ik tover mij een bed van blauw
en rusteloze lieve vissen
die ik laat leven in mijn kleine hand

als dan de avond valt ben ik
hermetisch afgesloten voor mijn kleine ziel
die in het donker heeft gewacht
totdat ik kan wonen in het grote firmament
waar ik kan blijven tot het einde der tijden

ik word een elvenkind
ik denk niet meer aan het aards gepeupel
ik mag wonen in de sterren
ik mag wonen in mijn eigen bloed

als een phoenix zal ik herrijzen
er zal zoveel om me heen zijn
totdat ik mijn eigen gids ontmoet.

woensdag 29 mei 2019

Geweten.

Ieder mens heeft wel een donkere kant
maar bijna niemand kan de schaduw aan
in wintertijd huilt de wind tegen het raam
de vogelschrik staat naast de kraaien
en krijst zijn doodswens uit

Ga de strijd aan met het kijken
laat geen millimeter onbekeken zijn
voordat men je wegdraagt in een pyama van satijn
is de ziel op de volwassen ondergrens

In het vagevuur der blikkerende botten
zwemmen we weg als zomermotten.














dinsdag 28 mei 2019

Afscheidsritueel

Twee tandenborstels één
twee messen, ook voor twee
twee abrikozen, drie
twee kussen, nu zo koud.

Drie geheimen, vier
vier boeken, vijf gedeeld
vijftien tranen, honderd gedachten.

Negen bijbels, tien kaarsen
twintig lessen, dertig gebaren
wij hebben tweeduizend jaar geleefd.

Twee tandenborstels, één
tweehonderd excuses door een telefoon
God in de Hemel
laat ons slapen.

Ontwaken.
Twee tandenborstels.
Eén.

maandag 27 mei 2019

Verbinding.

Zelfs onze lakens zijn niet koud gebleven
wij blijven bij elkaar door dun en dik
jij klemt je kaken niet zo raar
ik dans weer op maneschijn en zonne-ogen

Een koude tijd is opgedroogd
in de bladeren van verlangen
bleven wij hangen op de laatste tak

Jij was niet rijk en ik was ahh zo zwak
we zouden bedelaars geworden zijn
zonder de coctail van brutale wijn en
suikerzoete slangen.

zondag 26 mei 2019

Silence of the lambs

Lammeren bewegen zich als visjes
in een decor van goud en groen
maar in augustus staan de karren klaar
de moeder stoot haar kinderen af

het is een straf om het geluid te horen
het afscheid van een zomer lang
grazen op de Texelse weide
de toerist betaalt en wenst nog meer

ooit liet ik zo een diertje los
het hek was roestig en ik was vrij
om te doen wat een boer nooit zou willen
het hekwerk kraakte - het was volle maan

verzadiging brengt geen goede dingen voort
voor wie het geluid van de lammeren niet wil horen
koop in augustus een oortjestelefoon
of laat je radiootje aan

juist in augustus moet je de lammeren laten gaan
verman jezelf  en maak het houtwerk open.

zaterdag 25 mei 2019

Tempel der onsterflijkheid.

Het kost ons het profiel van verraad
wij maken onze eeuwigheid kapot
er zit houtrot in het water
de varkens rotten in hun kleine hokken
benauwd rijden de vrachtwagens tot Tibet
ik heb geen flauw idee hoe laat ze zijn vertrokken.

Maar eens leven we onder een vulkaan
de computers zijn kapot, het geile lied
van de verzadiging eist zijn tol
auto`s rijden op pure alcohol
de planeet werd nooit geboren.

De mens blijft niet intact
het mes zal blijven steken
het is werkelijk bekeken
oorlogen eisen hun verdomde tax.

In Sodom en Gomorra
is geen plaats meer voor debielen.

Wij sterven uit.
Wij kunnen niet naar Mars.


Schijngestalte.

Als ogen gaan huilen
loopt dat water naar je hart
er is geen ernstiger besef
dan werkelijk te weten hoe de sterren staan

dit is zo een dag
en nu komt het er op aan
om te leren leven met een vloek
elkander los te laten in dit leven

ik heb je bloemen en knuffeltjes gegeven
ik heb het tentje voor je neergeplaatst
ik kocht je een jurkje van de Zeeman
met groene kikkers en een strikje van satijn

je reageert niet op mijn aanwezigheid
je belt me niet - je drinkt altijd
jouw woorden worden vervormd door de jenever

ik ben nu geen gulle gever meer
verkoop mijn jurkje - neem het bier -
en vlucht naar de plek waar God je mag vergeven
voor je misplaatste tederheid.

vrijdag 24 mei 2019

Teloorgang van een elf.[Elvencyclus]

Deze habitat bevalt me niet
de hoeken zijn nasaal
de beestjes in de bomen vloeken
ik maak er deel van uit
het kost me zout en pijn

God heeft mij een ziel gegeven
en een jasje voor slecht weer
straks vallen de bloemen huilend voor me neer
en ken ik het verschil niet meer
tussen mens en elvenbroed

ik ben nog niet zo ver
om te kunnen wonen in een ster.

donderdag 23 mei 2019

Inuit.

Ik volg de sporen die de wolf niet ziet
het sneeuwt- de bomen zijn wit van engelenhaar
de verstilling is intens en oud

hier lopen vadertje en ik;
een enkel schot- de echo dreunt-
de vogel valt zwaar op de grond

morgen dragen mijn haren dierenbont
en groet ik ganzen die vertrekken
tot volgend jaar


wanneer de grassen bloeien op de vlakte
zet ik voor jullie slaap en voedsel klaar.


woensdag 22 mei 2019

Ypsilon.

Je hebt je karma opgepimpt
door rondjes om de zee te lopen
je dacht dat je mij kon kopen
maar ik ben dus geen plastic plant

ik ben een varen uit het woud
in schaduw staan dat is mijn regel
ik deel een huisje met de egel
en verder ga ik laat naar bed

jij kijkt, beslist, je gilt, je krijst
je meisje heeft je net verlaten
nu spreek je rafeltaal met gaten
vervalst je eigen plaatsbewijs

je hebt je karma niet verbeterd
en kom je langs de Poort van Peter
dan geeft hij jouw geen kilometer
je hebt geen geld voor deze laatste reis.

dinsdag 21 mei 2019

Driften naar Dover

Je kerfde jouw droom in haar
en liet mij vallen als een bom
je verkoos jong vlees en minder ouderdom
het zou je meer en meer bevallen.

Mijn kamertje was leeg en stil
haar bordeel lag immers om de hoek
het rode lichtje deed je komen
de deur was open als in een vloek.

Je bent onherstelbaar verbannen
niet omdat het kan maar omdat
ik degene met het mes wil zijn
jij bent de Judas onder alle mannen

je ruikt naar parfum en naar pijn.

maandag 20 mei 2019

Treurwilg time.

Hij nam zijn valse meisjes mee
en liet ze voor mijn raam miauwen
ik trok mijn klauwen in en ik keek raar
hij  had de bakkes van een tovenaar
en loog wat vreemd over zijn hart

ik zag al wel hoe zwart dat was
ik loerde om hem hèèn, hij boog als riet
en liet zich slaan.
Ik gooide vuur over hem heen, hij kromp
maar zijn enorme kwade ziel
paste in het profiel van zware duisternis
en gangenstelsels vol met vrouwen.

Sprookje

Ubie bleef thuis toen Iboe kwam.
De orkaan kwam aan land met wind en regenvlagen.
Het werd tijd, Ubie begon te bidden,
God kwam in het huis en ving de eerste klappen op.

Ze aten chocolade en beefden van de angst
maar God was hier het langst
en wilde helemaal niet buigen.

En hóór de takken werden stil,
de spinnen begonnen weer te rennen,
de katten waren niet meer bang.

Het klusje was geklaard;
Iboe trok zichzelf terug
en ging wat verder mokken.

Niemand is vertrokken,
het kleine stadje werd een bedevaartsplaats.

zondag 19 mei 2019

Gezin

En iedere keer dat er een baby
uit mijn moeders lendenen rolde
hoopte de zeeman op een zoon
die hij kon laten vechten met Boreas
of tot een boksertje kon maken
misschien een leeuwentemmer
maar op dit eiland was geen leeuw;
er was een dijkje om te mijmeren
over filmsterren met een kuif
wij werden mannen onder vaders maan
en moeders zon
hielden het schip op koers
en waren ongemerkt veranderd in zonen
die spuugden op het gras
ik heb een foto uit die tijd
vóór het huis staan wij stoer te zijn
met een houding van kom maar op
in de voering van mijn jas
hangt een katapult en mijn zus
lijkt op James Dean, verdomd
ik zie het nu.

Afternoon delight.

Pepermuntadem in een houten kerkbank
psalmen als dreunende gedichten
de kinderen onder ons kennen de aardse plichten;
verpoos hier aangenaam en richt je op als dank

Bidt voor de zwerfkeien en de bloedelozen
verpoos hier aangenaam
want God weet wat je wil
je bent een kleine vrucht
die nog moet rijpen in het schild
dank je wel mens voor het aangenaam verpozen

Ze zullen opstaan uit de kartonnen dozen
wit zullen ze worden, als de sneeuw voortaan
omdat je een kind bent zijn je handjes ongewassen\
een rein geweten raakt de teerste rozen aan.

vrijdag 17 mei 2019

Indian summer.

Ik had een emmer
tot aan de rand gevuld met bramen
mijn boterhammen in het plastick zakje waren hard
de schrammen aan mijn vingers kleurden zwart
alsof de kleuren van de dood mij overnamen

hoogpotige spinnen
dansten op hun dun decor
zo bracht ik deze middag door
mijn hoofdje rustte op het picknick linnen

en achter mijn rug speelden de hazen
verstoppertje, ik lag er naast, ik keek er naar
de bladeren knisperden in mijn haar
hun herfstmars in het land der dwazen.

donderdag 16 mei 2019

Rivier.

Lege emmers doen niets stromen
wanneer het er op aankomt onzichtbaar te worden
voor de Geest van God.
Je mag jezelf nooit saboteren daarom heet ik rivier
waarin de wildheid ligt van een vrijgevochten dier
spelend met de inhoud van het tij.

In de kajak van het mensdom
varen de passagiers voorbij.
Aan de oever speelt de otter
en woelt wat resten vrij.


Welnee



 Jij zegt dat de paling je vertrouwt
dat straks bij het zijwaarts trekken van de vellen
je er niet meer onderuit zal kunnen
maar dat je veel zult huilen
in je slaap

jij zegt dat je voortaan je huid verkoopt
zelfs leg je op het duin servetten

jij zegt dat je de dood kunt laten bewegen in staarten
je mompelt dat je nooit kunt lopen over een rivier
zelfs red je geen twee zeeën tegelijk
dat red je niet welnee



woensdag 15 mei 2019

Kalenderwegspringmaand.



Kind nog kraai
Heb je niets omvast te houden
Een rillerig ophalen van je schouder is je lichaamstaal
En wanneer kinderen
Uitbundig amok maken in je stadsportaal
Jaag jij ze van je territorium met een sokophouder

Vogelverschrikker schreeuwen ze door de brievenbus
Hèee , binnen woont het ijskonijn
Het is niet goed zoals zij oordelen
Ten eerste ben jij veel te warm om ooit een schepsel
Van ijs te kunnen worden
Ten tweede voel jij te veel
En dat doet pijn

Vandaag heb je bedacht
Van de kalender af te springen
Een merel wil je nog horen
Bijna Mahler het is raar
Je waant je al in de voering
Van grootmama`s verwaaide haren
Binnen staan cognac en pillen klaar


Het niet meer hebben van jou.

Geen plek zonder verhalen
Onze namen zijn bij wijze van het spreken
Nog nat van vingerverf
En dan de bomen waarop een naam
Nooit zal bederven
Een jaden gedenkplaat jou en mij
Natuur dat ons in leven houdt.

Na jou niets meer punt
Geen altaar om nog aan te bidden
Een middenleven zonde zangseizoen
Zonder begrijpen waarom de vergiftigde woorden
Nu zo mooi en stralend de slechte ogen opendoen
Na jou niets meer punt.

Maar ik heb je nog, komma
Zachthaar van grijs
Ik loens een beetje, weet je
Dan staan daar twee van jouw

Haven van Oudeschild.



Marine geur van teer en hout
Onmedicinaal aroma van een leven
Een vissersvrouw bolt in haar blauwe katoen
En onder de navel blaast het ongeduldig kind op komst
Baldadig speekselbellen

De Oudeschilder vloot van groenzwart spoedigt
zich naar huis.
Een kotter deo volente genaamd
Koerst naar de vaginale haven
Het baren zal wel haast begonnen zijn

Naar de klote.


Uitgegraven route
waar de roes zich laaft
waar de havenkade lekt
waar de vis van pijn
waardeloos kompas
kompaan van de stilte
kemphaan schreeuw naar hen
gil het geile woord
rouwrand van de pink
kleiner nog dan klein
zou het vroeger zijn
atlas in het gras
waar de leegte huilt
waardeliefde niet
zonder oogjeslach
prietpraat ouwehoer
iemand had een broer
hahaha de vloer
waar je eerder lag
viel je van je zuil
opgeruimd jouw vuil
het wordt een vrije dag
gratis thee en cake
laten we vroeger varen
het wordt een toffe party
we nemen hahaha
we nemen hihaho
we nemen in
we nemen
jij
bent
hier
nooit
geweest.

Soms.


Maandagen. Dag van volstrekte onschuld.
Boodschappen, het hart vol op de linkerplek

Dinsdagen en ergens mist wat hagelslag.
Deuren open, de venter bezoekt dit dorp.

Woensdag. Gehaktvlees van onreine dieren
tevens biduur voor het vee.

Donderdag zal ik je komen halen
op een schip van zure appelen en klokgelui.

Vrijdag. Een pas gewassen dekbed wacht je op.
Ik begin een geheel te vormen van dit uur.

Zaterdag. Na grabbelvingeren in tweedehands.
Ik voel in tule, oud katoen, je zocht ook blauw.

Zondag. Waarom zou iets worden verzwegen.
Ik wil een naam van jou waar nog geen dag voor is.

Huis en Welnee.

Huis

mijn vader is de erfhond die vloekt
de droge vlindercake die wit versneden wordt
mijn vader is het lijk waarop de maden vliegen
de vleugels later in de smalle kist

wij dochters wij lopen de hakjes kaal tak-tak
gelijk als winterpaardjes hunkerend naar de stal
waar ramen missen

mijn vader laat achter zijn droge oog
duizenden sterren vallen die wij niet zien

ik bekijk het zo – hij wordt door Goden opgevangen
maar als zijn lichaam rolt dan heb ik geen gewicht

en als hij in de koude grond tot beendervoer bevriest
blijf ik achter met geen gram alleen maar worden de dagen zwanger

blijf ik achter.


Welnee

jij zegt dat de paling je vertrouwt
dat straks bij het zijwaarts trekken van de vellen
je er niet meer onderuit zal kunnen
maar dat je veel zult huilen
in je slaap

jij zegt dat je voortaan je huid verkoopt
zelfs leg je op het duin servetten

jij zegt dat je de dood kunt laten bewegen in staarten
je mompelt dat je nooit kunt lopen over een rivier
zelfs red je geen twee zeeën tegelijk
dat red je niet welnee



Spijkerschrift


 Ik kan er niet omheen
dat er na jou geen  God gelijk is aan een gelijkenis

dat je zo veel nog te zeggen hebt
zoals vloeken alsof vermoorden
verbonden is met dat ene juist dat woord

zoals ronden aan elkaar verspillen
zonden optellen waar de ene hoofdzonde toch niet te maken heeft
met afgunst of wat er stond
er was nog meer

want verder dan dat kan ik niet kijken
ik zie twee spiegelbeelden elkander steeds maar vergelijken
zie ik waanzin staan


Skeeuwgat.


 Moeder dopt de bone groen
en zwit so soet dat
ik so van skreeuwe moet
en ik weet wir ik naar toe wil gaan

dur is een skreeuwgat
met de nagels uuthold
wir mien rivier stroomt
die ik somar maakte
op een seumerdag
mien kat lag onder de
skaduw van een Daf
en dir is het eerste zout
wat je niet ken sien
beskreve.



Zonebrillen


Zeg ons dochters niet hoe wij moeten lopen
dat er onder zusjes rok een knoopje mist
we zitten niet in een parade van veel flessen
de klanken kleven wit aan liefde die er leeft
niemand heeft glimlachrozen op

zo noodzakelijk is de dood
het laatste masker na het grijnzen
voor wie geluk niet wil is er geen groei
daarna kan zonlicht desnoods wennen
aan alle lieden die de oud of nieuwe
zonebrillen opzij hebben gelegd.


Neeltje.


Als mamma huilt kan ik mezelf
wel tegen klippen werpen
en dan denken. Ze is doof.
Maar ik weet zo goed dat ze
eigenlijk heel ondeugend is
dat ze roddelt heel gezellig
over wie er op Skil de grond in wil
Zo zegt ze het het ook. En we maken
haar blij. We willen nog niet in de
ratio van een eerste rij staan
eigenlijk zijn we vrijwel niets....
we zijn wat malle duikelkuikens
op een eenzame vlucht.

Wat natte straten dromen.



Is op verregend geld gebouwd
en in de schaduw scheen een scheem
zonnegoud, jongens dronken daar hun blos
weg,ver weg van alle dagen
waar al het verlegene nog op moest vallen
mijn natte dromen bleven op straten wachten
ik heb mijn tijd verdaan met wat de stenen
gevonden zouden hebben het is niets
dan kussen of vergeten of kussen
jouw alleen vergeten te kussen
wat natte dromen hopen is dat iedereen en
niemand zal zich aan hen bezeren zal.


Misbruik.


Dagboek, overzet, onbezonnenheid
mokkaijs, meteoor, megabyten in je oor
nageboorte toen ik je vertelde hoe hij was
muizenval, moustachesteppekoning Mm On BaH
uit het kennisland Tumba
die zoveel in mij versneden had
natuurbos van vrouw
zonder peperboom
het spijt me
percussiehamers in mijn hoofd
onder de tamtam van jouw lid
moet me nu iets te binnen schieten
een klodder zaad
een schoolmelkspoor.


Ontbinding.


Warme handen zwijgen nu.
Koud zal liefde wel het hoofd aanwijzen
Een kind zegt liedjes op
Een kind zingt kusjes op de kist
De honden grommen
Zwartgeleden kringen
vermengen zich met zweet
en dan straks komt die meneer
Datums van vrienden van bestaan ze nog
Naar huis gaan is een borrel op
Inprenten hoe ooit die lach
die hand die mond het woord uitdeed.


Sollicitatievoer


Kan heel goed tijpen ook
verder ben ik snel in liegen
mijn rijbewijs heb ik in twee rondes gehaald
en ik eet heel graag duif met prei
mijn kat heet Jansje Afwasteiltje
enne enne ze is al drie
ik ben gevallen op mijn knie
toen mijn tante net een drieling had
maar in dat jaar haalde ik ook dat diplomaatje
waar U op te wachten zat. Hij heette Bart
Hij werkte op de ambassade van stil nou moeder
Ik wacht op Uw toegenegen antwoord
verder heb ik geen plannen. Die pushup behaas
van Honkenmuller lijken me wel wat.

Primavera


Vier zusters
ademen dronken de lucht in
van het narcissenveld
krakerige ramen worden heropend
de noordenwind slaat met zijn blote handen
oude geuren uit het ondergoed.

Boreas bezit een voorliefde voor naakt
maakt tepelhoven stijf tot kleine witte bergen
met damesnagels kras ik landen in die huid.

In de lente wordt er diep
en heftig gesnoven
wij ruiken elkanders menstruatievocht
ook vrouwelijk zweet komt
uit oksels los waar de madelieven
bloeien op de bleek.


Karin van Jut.



De kop naar God
De panty tweescheur
De lauwe pis ontbonden
De haren klit
De nagels rauw
Mijn vrouw
Mijn echooooooooo ik
Dit bladderflodder schilderij
Jij bent een losse noot in dood decor
Okay okay my dearest dandy
Je doek valt af
De kop kapot
De broek verkleurd
De haren als bij dat akelige poppie
Mijn clowneske melacholieke bedelaar
Koele stille ogen legde u in mijn blik
Waarom ben ik de reiger van dit graf?


Test


Terug. Desnoods met zwembandje.
Dit keer ga ik voor je liggen zee
biddend zingen hoe ik adem uit je haal
zonder mijn systemen te verliezen.

Wildvreemd dan. Ten doop gehouden in je sop
dat het niet uitmaakt of ik blank of wit ben
dat het niet uitmaakt voor de bodem van mijn grond.

Geef me aan het reine, zee van zee, in zee
tot de dag van een schip schuift en
weerbarstige matrozen vertrekken in hartverscheurend blauw.

Enne.

IK kan je blokkeren weet je dat
dat ze je praatjes niet meer kopen
dat je niet meer in de aanbiedingen bent
dat ze je.

ik kan je blokkeren weet je dat
ze hebben je gezien bij de Blokker
je was zo
en je was zo
en je was zo er aan toe zeg maar 
en je was zo verschrikkelijk zo enne. 


In Aphrodite

Ik ruw je aan tot een opaal
uit mijn borsten groeien de lianen
je voegt je in mijn bekken. Kwijlt.
Dit doet zij met ons.

Het is het drinken van absint
het is het stervend terras van Van Gogh
het is een fragment uit een moment.

Wie daar niet ooit een keer wil wonen
is een half mens
misschien nog wel minder dan een half mens
maar daarom niet minder sympathiek.


Berichten uit de inrichting.


Het ergste is gebeurd
je kwam een doodverlegen jongen tegen
hij reed je rond in zijn zilveren mercedesvisje
daarna gingen jullie kerstbomen tellen

binnen de kortste keren was je een gevierde ster binnen je slotgracht
je kreeg een vrij grote bek vond jezelf
je ging veertig sigaretten per dag roken
koken deed je niet meer

je poezen kregen de negenmaanden koortsen
je planten verdroogden in de potten
op een magische dag in maart
nam je twee eetlepels paprikapoeder

je doodverlegen vriendje
zocht je nooit meer op in de inrichting
waar je woonde tussen klapdeuren en fietsrekken

het spookte bij je thuis

Gift


Zij heeft een moeder zonder voet
een vader die zijn mond verpakt
in heftig drinken zodat het peil niet zakt
de kamer wordt er warmer van.

Ze heeft een hond die aan de tepel ligt
rondom haar borst als een gedicht
maar beiden weten dat dit zo niet moet
ze trekt hem weg waar ze zo bang voor was:
dat ze zijn naam zou gaan verliezen in het lentegras
ze heeft de kuisheid voor het kind bewaard
dat lange nachten schrijft bij de gedroomde haard.


Eilandkinderen


Ze ruiken naar onweer
weten hoe bloedsiroop wordt aangelengd
meisjes kennen hoge toppen, diepe dalen
jongens halen vocht uit droesem
beide seksen hebben de kuikendief ontmoet
onthouden hoe angst van hazen peper maakt
dat er na het niezen niet wordt nagehuild
hagel soms vergeleken wordt met suiker
dik broodbeleg dat op daken daalt
rabarberstengels zijn met bananen zoeter
hoe je regen in de grond stopt
wortels liggen dieper
weinig aan hen toe te voegen
zo stappen ze aan boord
hun voeten moeten voelen
dat taal universeel is
taal is het woord van fluitschepen
in de snavel van de wind.


dinsdag 14 mei 2019

Uit de kronieken van een katje.

Ik die de tijd aanbied aan de dierenarts
hij is zo lief maar ik ben dronken
jij die in mijn kop kruipt, ik ben een vod
jouw waardigheid moet mij behoeden
ik heb ons noodlot voor je uitgefilterd
ik bezit gewoon geen knop
om je tot rust te kunnen manen op mijn radio

dit moment heb ik gerepeteerd
en nu dat dààr is ga ik verkeerd
en onderdanig met je om

je lijf is krom en ik ben je cipier
geef mij de sleutels van een kast vol drank
mijn kattenkind
mijn liefdesdier.

Totem

Mijn vader repareert de winterhuiden
ons kamp ligt opgeslagen op een dierenkerkhof
des nachts rennen lichte hoefjes door het rendierbos
de heilige thee wordt in de avonden gedronken

de blauwe koude zal hier sterven
elke sneeuwvlok maant het voorjaar aan te komen
als lantaarns openen zich de bomen
het is het breekbaar groen dat huiverend ontwaakt.

Cancer.

Blauwe vogels schetteren om de wind
in een licht transparante luchtthermiek
eergisteren was ik zes maanden ziek
de witte hal zat vol met vrouwen

en steeds had ik het besef van voelen
de zieke plek werd hard aangepakt
de cellen zaten vol met wijn
lieveling hoe kon het toch zo moeilijk zijn
om niet meer op een antwoord te vertrouwen

vijf jaren wachten is levenslang
en ook de eilandheimwee sloeg weer toe
God ontneem me dat gevaar
er is geen baby en geen ooievaar

ik mag alleen een beeld aanschouwen.

maandag 13 mei 2019

Elf in wording

Meisje wil niet meer met mensje
ze wil een puber zijn een elf
de rode maillot heeft ze al aangekocht
ze droomt over natuur en een witte nachtjapon.

Ze heeft gestameld toen het ongeveer begon
ze was pas vijf,  ze liep in de stad
waar de klaproos klappertandend stond
ze bracht haar liefde en bracht haar in een vaas.

Nu kan ze vijftien talen spreken
en spreekt met haar katten op de deken.

Ze is geen mensje meer en trilt helaas
het in wording zijn duurt nu al weken.





zondag 12 mei 2019

Mandeladag.


Toen je terugkwam van zee
dansten tantes op tafel
met roomwitte navels
was ons varken verwerkt
in de worst en het hop
hing als bellen te drogen

die dag proefde ik aan je vingers
hoe Zuid-Afrika voelde
hoe de kinderen stonken
hoe de spreeuwen daar jokten
hoe de aarde daar schreeuwde
hoe de stranden vervuilden
hoe de rooibossen huilden

en ik sloop naar bed
met Kathrien van Geluk
en Donaldje Duck

dit was het donker
hier kon je je schamen
hier lag rag op de ramen
en God moest mij horen
hij had smeer in zijn oren
de wind zou het zeggen
aan een vuurvliegje snel
aan de man in de cel
die prinsenbloed had
en wittebrood at.


Oma.

Ik verf jou,mijn vroegervrouw
op ons boerenerf met het roodwitblauw
van een lichte dag en de vlag in top
`k zet de roos in knop op je lentejurk

dan doop ik de kwast in erwtengroen
laat je bloeien doen
waar de vislijn hangt
staat jouw schaduw daar
die er niet meer is
maar die ik maken kan
met een natte kwast
en wat materiaal
naast mijn elfenpop
en de lineaal.

Schreeuw

 
Oh malle mussen op het dak
jullie vielen vast voor mij
of wilden die zinderende snavels mij iets zeggen
ren deze zomer uit zo hard je valt

ik kocht twee waterpistolen
om mijn oude liefde te vermoorden
soms wil dat lukken
soms ook niet
de schietpartij is uitgebleven
mijn dode arm werpt weer een nieuwe vlag

morgen komt de zuster vragen of ik wat drinken wil
ik wens een gil in een geel glas
een therapie moet mij genezen
op mijn schoolbord kan ik alles kwijt
ik wens een gil uit een stuk krijt.

Ora et Labora.

Huis en haard verkocht
appels zongedroogd verplaatst
de poes nu keurig in haar mandje zo
zwaai ommezwaai dit vroeger na
met vlag en wimpel slaag je
vroeger was vroeger ach genoeg
jezelf te zien met stomheid weggedragen
bleek en vuil van de verlaten kroeg
jezelf weer zien,zo nee, zo naakt
wees niet meer van vroeger oh
ga weg vermaan je en verman je
verkoop je huis
liefkoos je haard
schil nieuwe appels
verman je
bak een taart.

Eilandkinderen.

Ze ruiken naar onweer
weten hoe bloedsiroop wordt aangelengd
meisjes kennen hoge toppen,diepe dalen
jongens halen vocht uit droesem
beide sexen hebben de kuikendief ontmoet
onthouden hoe angst van hazen peper maakt
dat er na het niezen niet wordt nagehuild
hagel soms vergeleken is met suiker
dik broodbeleg dat op daken daalt
rabarberstengels zijn met bananen zoeter
hoe je regen in de grond stopt
wortels liggen dieper
weinig aan hen toe te voegen
zo stappen ze aan boord
moeten hun voeten voelen
dat taal universeel is
het woord van fluitschepen
uit de snavel van de wind.


November

Soms zie ik hem fietsen
zijn ogen zijn grijs
daar gaat hij langs het biddend riet

Soms denk ik dat november bestaan kan in een man.

Taxus.

`t werd eerder winter lief
je ging om mij te vinden
je jas hing wachtend op de reis
je haar stond in vierkanten uit

`t werd eerder winter zonneklaar
je linkerhand bleef zomaar bloeden
je ziel blies op van kille woede
want wat je vond was niet meer daar.

zaterdag 11 mei 2019

Elf november - Sint Maarten


Je was twaalf en uit een oranje bol
mocht je een paar ogen snijden
de neus verminken
en van de mond
maakte je een afgrijselijke lach
achter drie tanden giechelde een theelichtje.

Je was twaalf en verdwaalde
(het kleine lampje in de bol ook ook)
poink poink trommelden je laarzen
het trottoir was bezaaid met versnaperingen
vele wikkels voelden zich zonder lijf en rilden

Je was twaalf, je verloor je sigaretten
je was net ongesteld geworden
één borst was zo groot als een pompoen
er groeiden haren tussen je benen
je zou er morgen iets onmiddellijks mee doen
je was twaalf.


Zomeroffer.


Salie zal er branden
hier ook, hier ook
ons samenvattende liefste
wie er ook is
waar rook wordt vuur
bewierook mij.

Vallei van vroeger

De rug van mijn vallei is oud
voornamelijk gevuld door twijfel
een tatoeage waarin ik wijsheid mis
op de polsslagader van mijn tijd
kan ik een naam verminderen
of meer niet denken aan.

Maar elke voetstap waarbij ik
niet moe begin te worden zegt me
niet hetzelfde van ik wil terug.

Dat je van een stad kunt houden
waar je nooit was dat wist ik niet
als je behekst bent door papaver
pak je je rugzak in en laat het vroeger
vallen als een minnaar die onaardig voor je was.

Je verscheurt zijn pasfoto omdat
juist hij dat ernstig ook zou willen.

De ontdekking van Joop Raas.



Joop werd op veertigjarige leeftijd gezien
Nadat zijn briefjes aangetroffen waren bij
een weezee.Joop was spiegies spasties.
Spiegies spasties.........
Zo gleed hij des avonds uit over de gele vla.
Hij was opeens enorm van klutsen kwijtgeraakt.
Tot aan het moment dat hij kleuren begon te zien
en grote bloemen kwijlde.

De man van twaalf jaar.



die man van twaalf jaar
daar wil je oud mee worden
en ook hoop je dat hij borden breekt
zo koop je het geluk

de man van twaalf jaar
speelt en dan het liefst met treinen
praat met het speelgoed
wanneer nacht de kern in de op springen staande gloeilamp is
je bent niet langer bang
voor de vingerwijzing
in de gebarsten klok

de man van twaalf jaar
strijkt met de hand
zeer zachtjes naast het raam
schrijft liefjes nog tot morgen
tot het dan sussust in je hoofd
dat zo veel denken moet
dat zo veel dagen denken laat

After all.



De invitatie kwam van ongeleide teugels,
ik was er zelf bij, bont en dwalerig,
een strandfeest waar het stuift
tegen de klippen in een kop
kan er heftig worden doorgezopen
dacht ik aan Dante

Thuis wacht spekvet, boerensnert,
van het oranje in een stoeltje word ik wit
orgastisch was het gedrag dat ik mezelf gaf
met een vette mond de patatjongens uit de randstad
Van dit dorp nemen ja zoiets

Bah ik word misselijk
pluk de nacht opnieuw ja
versier de natte geile nacht opnieuw
ouder geworden wellicht als bonus nog.

Dahlia



Een zondagmiddag
die zich praten laat.

Wij gaven de dingen een naam.

Gele bloem werd dahlia
in een boerenhof,
waar de zondag nog
ontvangen wordt
in het geharkte grint
van zaterdag.

(Literaire Tuinscheurkalender 2009, uitgeverij Contact)

Betovering.

Betovering

Circe geselt haar, ze wordt besproken
in een team van hansworsten die
de dag begrijpen. Zij eet slaap...
De honger haalt het uit haar hielen
ze wandelt.
En Insomnia houdt een feest
Ze zit hier vast van binnen
Mijn ziel zegt haar niet veel
psychologiestudenten lachen
Jan Bolder walst de gangen door
hij wil met Olga Lowina in het koren
Ik zie hem muntjes werpen in de telefoon
Terug op zaal zit tafel twee
en eet de aal nog levend
mijn kind ik zet je bord op Marie La Bain
en als je water zou zijn
droeg ik je naar zee
maar ik weet ook niet beter.

Beeld.


Zeven rozijnen op een pannenkoek.Naast me reist een vastbesloten zee
Op de laatste boot van half tien zit jij. Je bent mijn alles en mijn omega
de laatste boei, de zandbank onder jouw oksel blijkt stabiel.

Daar bouw ik rustig aan ons onbewoonde thuis. Zo stil. Het koffiekopje
hebben we leeggedronken. In het restschuim vormt zich een toekomst
ik bewaar graag de illusie dat jij de juiste bent.
ik kan je nog niet helder zien

de hele hele lange tijd tast ik ons af.

Badplaats tegenstelling



Nee, dit is geen kinderdroom
ze komen in een onmogelijke zomer
naar de badplaats die zo vaak beschreven is
volkomen wit Klimt wisselbaden pluche
smetteloos en leeg de winter die daar niets te zoeken heeft

Nee, er was geen welkomstrommel
iedereen zat achter de gordijnen
stiekem kijken ja terugfluisteren is Hoog
het voldoet aan alle eisen
en er is geen tong

Nee, je kunt je huis heus voorstellen
aan een vreemde die alles is vergeten
zelfs cultureler als hij over is gewaaid
hij weet niets meer toch
dat is normaal

Nee, laat ze maar komen jongens
We wennen wel aan al die zwarte kippen
We willen er heus wel iets aan doen.

vrijdag 10 mei 2019

Asielaanvraag


Ze kwamen met bussen tegelijk
In een donkere novembermaand
Met op de velden stoppels
Pijpenstelen regende de beslagen ramen
Mina bezoekt mij dikwijls
Nu met gekorte haren
En een piercing in haar lippen
Lacht ze oh mooie zomer
Twee liederen uit haar mond
In keelklanken heb ik haar uitgelegd
Toen ze gierde zo doe je nog de vogels na
Ik zei ahum en focuste me op een tulpenbol
Je krijgt zilver riep ze
Haar gouden echo
schaatst als dun ijs op mijn netvlies
ik verlies dit nooit heb ik begrepen
al worden mijn haren langzaam grijzer
een kind met een hoge paardenstaart
is gelukkig uit de winterstallen uitgebroken
demonen bewonen haar Kaboel.

Ali.


Is  goed bezig vandaag
Kijk hij werkt op het land
Met die dweil in dat tempo
Poetst hij de uien
Geen tijden voor huilen
Die kleine stad onder de bom
Was een vogelstek
Geen tijden voor slapen
Alles is zo begonnen
Waar de geit en de kameelspin sliepen
Is niet van ons
Allah bedien mij met morfine
dompel de druiven
bet de olie
het isse allemaal aan jou
been voor been ga ik de warmte uit
hand voor hand verlies ik mijn vloer.

Oktjabrina.


Als je uit Kiev komt weet ik nog je naam
Tussen de ranja lessen leerde ik je wat een dooier was
Je klapte dicht. Ik splitste een ei. En Oetker ging de koelkast in
Bibberend at je van je stukje. De reis was lang
De baby had de hele tijd gebruld
In een verzwakt moment heb je je kind geslagen
dat is wat je dwarszit vroeg ik en je brak
de kers kwam terecht op de grond
ik gaf haar de pit. Pimpelmezen komen
altijd goed terecht zei ik. Zelf heet ik Dahlia
We gaan het uitstekend met elkaar vinden.

Strategie



Wij praten weer mijn oprechte allerliefste
de vreugdevolle herontkenning doet ons beiden goed
want in ons donkerrode bloed spijkeren
zich tot volle tevredenheid schrijnende letters
acca de dabra twee tickets naar dat reisje
bij de lottoboer gekocht. Je verdient eigenlijk de rotste kogel
ach mei waarom moesten wij zo verschrikkelijk heftig bloeien
waar jij je billen brandde staat nu een stevig stuk natuur
het vuur van ons barbecue lispelt vonken van beleg
we praten weer maar
na mei ben jij.

Maart/ fietsliedje


Maartse tranen zijn driftig als het ze beperkt weg te rennen
puberhanden pellen tulpen dood
bloosde ik jaren terug
dan was de borderliner in mezelf
verplaatst naar windkracht negen
zoveel gereisd en alles meegemaakt
het beste van het beste gevreten
drie wratten laten amputeren
puree gestampt. En altijd altijd altijd mis
ik nog de fiets waarop ik me naar Bolbeevee verplaatste
de regens zeiknat door
of door hoge zebrabanen
van witte zwarte lange brede voorjaarsmist
de dunne sterkgespierde adem in
je handen sneller dan je poten konden
de laatste rode kop
de blootste ronde.

Juni

   

Het koren vliegt zonder een leugen verder voort
langs schaduwloze torens wil ik vogelen
Phoca Vitulina in het wateroppervlak
Pica Pica pikt mijn draaienmaare mare

Zou ik verloren zijn dan heb ik nog een tehuis
Onder mijn vleugels vind jij altijd die beschutting zeg,

Mogen we muggen vangen, leg ze weer naar buiten
Als stofjes kunnen steken liefste
Deel dan vanavond onze eerste kus.

Gedachte

Steden worden gebundeld door feromonen
steden braden in de bedrading van een zon
steden betoveren zichzelve
steden waaronder mijn oude nachtmot Rotterdam
slaap de slaap der wijze slapen
slaap de onrust uit de onbekende dag
slaap voor wat je niet wenste te horen
slaap de oren uit je kussenrug
sloop dat tragisch hopeloze
loop morgen naar vandaag
loop en laat alle antwoorden
vraag goede mensen alles
vraag kwade mensen alleen
het allermooiste.

Probeer. Meer heeft zichzelf niet nodig
geef een goed oog door
voorzie het
breder
nog met blij.

donderdag 9 mei 2019

Januari


Januari beleef ik in mijn nieuwe Friese washand
of ik zie een luchtig slagroommeisje
a capella schaatsen
dit is de eerste maan
onder de vijver lacht de sneeuw
zoveel mogelijk zal ik trachten
om heel warm van jou te mogen worden.
Streel mijn koude. Dat is zo mooi te vroeg.

Februari.


Hazen slapen in een bocht
Na een cyclus richt het verkouden gras zich op
Het gebaande moest zich bedwingen
Onder het humus schikt zich een fijnmazig wortelbed
Verkleumde kinderen blazen bellen
In zakdoeken ligt adem van verlies
Het zout pekelt gepiekte paden
Een laatste kies wordt weggeduwd
Zullen we verder schuddebuiken
En de ijspop nog niet laten lekken
In dat arme hart zou je een sneeuwklok kunnen laten luiden wow
Zoveel warmte wacht op een vervolgzin
Een verliefde lente uit zich niet zo snel
Eigenlijk wil het ons anders uitleggen, nog niet, nog niet
Dit huis waar ik mocht aarden was al lange tijd te kil.